Op een steenworp afstand van mijn huis ligt de begraafplaats van Wolvega, voor mij goed te bereiken ondanks de inmiddels trouwe krukken.
Fascinerend zijn de oude, vaak scheve grafstenen begroeid met mossen en korstmossen. In het oudste deel van het dodenveld wordt slechts het schrale gras gemaaid, er worden geen mensen meer begraven. Er heerst dus een grote rust.
De enorme bomen eromheen, eiken, beuken en Amerikaanse eiken geven aan het geheel een monumentale uitstraling.
Maar ik ben hier niet vanwege een grafbezoek…
Op paddenstoelenjacht
Het heeft geregend, dus er zitten waarschijnlijk paddenstoelen tussen bomen en grafstenen.
Het eerst die zich aanbiedt is meteen eentje van een lastige familie, de vezelkoppen.
Meerdere exemplaren van groene-gele-rossige kaboutermutsen op wittige steel. Bij oudere exemplaren gaan de mutsen scheuren en de geur is spermatisch. In eerste instantie heb ik geen idee wat voor vezelkop is, na een hele tour met microscoop en boeken kwam ik er achter dat om de geelbruine spleetvezelkop (Inocybe rimosa) gaat.
De volgende soort is een gestippeld, bruin balletje, de algemene kleine aardappelbovist (Scleroderma areolatum).
Dan is er een boleet aan bod, bruine fluweelachtige hoed, gele buisjes en de steel heeft een rode gloed. Roodsteelfluweelboleet noem ik hem, toch maar eentje meenemen…je weet maar nooit. Onder de trouwe Leica en met de wijsheid van de “Funga Nordica” kom ik erachter dat ik er toch naast zat. De microscopische kenmerken wijzen richting de nauw verwante fluweelboleet (Xerocomus subtomentosum).
De kleinste van allemaal is ook meteen de mooiste: half tot een centimeter brede, heldere, oranje hoed, de oranje dwergmycena (Mycena acicula), hij is piepklein maar door zijn kleur erg opvallend tussen het groene mos.
De melkzwammen zijn ook niet makkelijk, vooral als ze bruin-rossig zijn, witte melk hebben en plus minus milde smaak, uiteindelijk heb ik twee soorten kunnen identificeren: kaneelkleurige melkzwam (Lactarius quietus) en bitterzoete melkzwam (Lactarius subdulcis).
De zeer algemene gewone fopzwam (Laccaria laccata) is ook aanwezig, en de zwavelkop (Hypholoma fasciculare) groeit aan de voet van een eik, hij staat te boek als saprofiet, maar de eik is niet dood…


Het Russula raadsel
Een laan met twee rijen oude eiken en beuken, en een tapijt van mos, de ideale plek voor mycorrhiza soorten. De familie van de russula’s is ook mycorrhiza, uitgebreid, kleurrijk en soms hoofdbrekend lastig!
Violet, grijslilla of grijsblauwe hoed met witte lamellen en witte steel, smaak mild. Er zijn meerdere russula soorten die deze kenmerken hebben. Nader onderzoek wees op de regenboogrussula (Russula cyanoxanta) herkenbaar aan de elastische en vettige lamellen. Zo… de eerste is binnen!
Nummer twee is bruingeel of grijsbruin, groeit met meerdere exemplaren. Even proberen hoe het smaakt… scherp! Het kan niet missen, de scherpe kamrussula (Russula amoenolens). De volgende heeft een gele hoed en witte lamellen en steel, smaak mild-beetje scherp, geelwitte russula dus (Russula ochroleuca).
Verderop in de hoek van de laan zie ik meerdere roodachtige hoeden, de oudere exemplaren zijn wat donkerder van kleur. Mijn gedachten gaan meteen naar de braakrussla’s, die hebben en zo’n kleur. De hoedhuid kunt je makkelijk afbreken. Steel wit, lamellen wit, de groeiplaats klopt ook als een bus, stevige braakrussula dan…hmm, even wachten, hoe smaakt het? Juist helemaal niet scherp eerder mild! terwijl de braakrussula’s scherp, heel scherp zijn. En nog een jonger exemplaar proberen, toch mild. En nu… wat is het dan?? Er blijft niets anders over dan eentje in de doos leggen en verder thuis uitzoeken.
De sporen van de meeste russula soorten lijken op elkaar, het zijn balletjes met uitstulpje, min of meer wrattig en/of met netwerk.
Onder de microscoop bleek het toch niet makkelijk, de sporen zijn wrattig en 6,5 tot 8-9 lang en 5, 7 micrometers breed, maar er zijn vele andere die deze afmetingen hebben, en wrattig zijn ze allemaal!
Dan even alles op een rij zetten: mycorrhiza partner (eik) ,groeiplaats (parken, lanen, zandbodem), uiterlijke kenmerken (rood-paarse hoed, witte lamellen en steel) smaak (vrijwel mild), microscopische kenmerken (zie boven). Er is een andere kandidaat… weer de sporen onder de microscoop, maar deze keer met een beetje kleurstof blauw. De sporen vertonen een onvolledig netwerk. Alle kenmerken kloppen…yes! Zwartpurpuren russula (Russula undulata)… pff!
Sommige russula’s zijn juist makkelijk te determineren, zoals de grofplaatrussula (Russula nigricans), niet te verwarren met andere door haar grote formaat, donker grijsgroene kleur en vooral de grote lamellen. De laatste van de serie is de naar vis ruikende vissige russula (Russula graveolens).


Kleine bruine dingen
Klaar met de russula’s, nu zou het makkelijker gaan dacht ik. Mooi niet! de volgende, veel grotere en lastige familie: de gordijnzwammen…een naam die ook menige experts laat sidderen!
Kleine bruine gordijnzwammen, er zijn tientallen soorten van. Er staat een stel van vier voor mij, bruin met een bleke rand, steel grijsbruin met witte vlokkige strepen. Geen idee! Maar met de microscoop kom ik er toch achter dat het om de siersteel gordijnzwam (Cortinarius decipies) gaat, yep.
Op naar de volgende bruine paddenstoel, zelfde formaat, maar donkerder en geen velumsporen, het moet een satjnzwam zijn, de groezelige satijnzwam… wie zulke namen ooit bedacht heeft weet ik niet, wellicht zat die niet zo lekker in zijn vel, (Entoloma sordidulum) aldus. Weer een andere, klein, bruin en…lastig! Het Leica-Funga Nordica team schiet mij gelukkig te hulp, violetbruine vezelkop (Inocybe cincinnata) klinkt het devies.
Nu heb ik er schoongenoeg van die moeilijke, kleine, bruine mutsen! de bekerzwammen, die zijn leuk! De eerste is vrij groot, 2 tot 5 cm breed, bruin met een vleugje violet aan de binnenkant, bruine bekerzwam (Peziza varia). Zijn kleine broertje is wel mooier met zijn aan de binnenkant grijswitte schoteltjes, de buitenkant is met kort, bruin haar bedekt. Zijn naam is kleine, bruine bekerzwam (Humaria hemisphaerica), prachtige, wetenschappelijke naam!
Hé… daar heb je een parasolzwam, het lijkt op de stinkparasolzwam (Lepiota cristata), even ruiken… het valt wel mee, maar het is hem wel.
Tussen de grafstenen
Sommige soorten houden meer van openheid, en gaan gezellig tussen de grafstenen groeien, ver van de bomen.
De weidekringzwam (Marasmius oreades) bijvoorbeeld, een soort die vaak in kringen groeit en goed eetbaar is.
Helemaal niet eetbaar zijn de groene knolamaniet (Amanita phalloides), super mooi, maar dodelijk giftig, en de parelamaniet (Amanita rubescens).
Dat was het voor deze keer, het kerkhofzomerrondje, ik heb weer een paar soorten te pakken. Maar de paddenstoelentijd is nog maar net begonnen…
Ps: De planten wereld is hier ook boeiend, met hier en daar grasklokjes en meerdere soorten sedum, maar dat is weer een ander verhaal.